Het was 4 mei vorig jaar en ik zat in een café bij station Haarlem Centraal met een grafische vormgever te praten over AFRO Magazine, toen een oude Amerikaanse meneer ineens shhhhhh naar mij deed.
Ik realiseerde me dat het 20.00 uur was; dat de twee minuten stilte van de dodenherdenking ongemerkt was ingegaan en dat iedereen om ons heen stil was. De vormgever, een autochtone Nederlandse man, had het niet meteen door en vroeg me wat er was.
Ik fluisterde heel stilletjes terug “dodenherdenking” en de oude Amerikaan ‘gilde’ nu SHHHHHHHHHHHTT naar me. Hij had zijn vinger op zijn lippen en hij keek naar mij. Naar mij alleen. Fronsend. Beschuldigend. Reprimerend. Veroordelend. Neerbuigend.
Mijn gemoedelijke aard week meteen voor mijn volwassen mannentrots en ik doorbrak de stilte met een grom: “I AM NOT THE ONLY ONE SPEAKING HERE SIR! MIND YOURSELF!”
De oude Amerikaan sloeg bleek uit en samen met zijn familie keek hij voor de rest van de avond maar voorzichtigheidshalve een andere kant op.
Jammer, ik had hem nog willen zeggen dat ik het niet op prijs stelde dat hij gewoontjes aannam dat ik zijn kwesties mijn kwestie zou maken. Dat mijn credo is ‘never make your bs someone else’s business.’ En dat niemand, NIEMAND, mij commandeert.
Dit was de tweede keer ooit dat ik in een restaurant zat tijdens de dodenherdenking. Het jaar daarvoor zat ik met mijn neven –een luide groep van zo’n 15 opvallend mooie zwarte mannen- in een Japans franchise restaurant op het Leidseplein in Amsterdam en had ook toen niet meteen door waarom ineens iedereen stil was.
Ik snapte er niks van.
Wat een contradictie dacht ik: dat zwarte mannen die het product zijn van ontnomen vrijheid op commando stil vallen om vrijheid te gedenken.
Vandaag blijf ik toevallig thuis rond 20.uur.
Comments are closed