Als er zoiets is als zegen, dan ben ik gezegend dat ik mag werken met jongeren uit mijn gemeenschap. Ik heb vroeger zeker iets heel goed gedaan dat ik het nu zo goed getroffen heb.
Ik moest vandaag even bijspringen in een klas omdat een coach niet was komen opdagen en hier geniet ik van.
Het was de eerste keer in maanden dat ik sommigen weer zag. Ze zijn een jaar ouder, durven meer, zoals gewoon de anderhalve meter regel overtreden om vol verbazing aan mijn haar te komen zitten. “MEESTERRR JE HEBT HAAR!!”
Kwame, de veelprater die vorig jaar in een onbeheersbare kleinejongens woedeuitbarsting een andere jongen wilde afranselen en meisjes tot huilen toe plaagde, is dit jaar bedachtzaam, stil, volwassener. Hij is een paar centimeters gegroeid en hij weet het. Zijn afro verzorgt hij onberispelijk.
We hebben het over hun plannen voor het leven. Wie ben je, wat doe je, wat wil je doen en hoe ga je dat verwezenlijken? Bleek dat ik in de klas zat met toekomstige advocaten, artsen, verpleegsters, automonteurs en autodealers. “Het wordt dus focussen, want als je wat wil bereiken ga je het werk er ook voor moeten doen,” zeg ik, en ik gooi erachteraan “belangrijk is dat je beseft dat alles dat je vandaag doet, jouw morgen kan beïnvloeden. Ja toch? Doe nu goed zodat je het later heel goed kan treffen. Als je vandaag iets eet dat je niet ligt, heb je morgen toch diarree?”’
“Ieuuww meester!”
Dus vertelde ik maar hoe mooi ze allemaal waren en of ze het wel doorhadden. Sommige van de meisjes wel, de meeste jongens hadden daar nooit over nagedacht. “Nee meester. Ik ben lelijk,” zegt één van hen. Meestal is hij een woordsmit, maar hij worstelt nog met een gebrek aan eigenwaarde. Komt nog.
En toen herinnerde ik me het verhaal van die jongen die ik laatst zag “veren” in de Poort. Ik zat aan een bak koffie een artikel te lezen op het terras bij Coffee Fellows, toen ik hem vanuit mijn linkerooghoek aan zag komen.
Geripte spijkerbroek, net niet te strak. Daarover een leuk T-shirt en zijn haar ging verscholen onder een du-rag. Leuke zonnebril en goudkleurige knopjes in zijn oorlellen. Witte patta aan zijn voeten. Het was niet allemaal nieuw en misschien ook niet allemaal merkkleding, maar het ensemble was compleet. Hij maakte het compleet. Hij wist dat het hem stond en dat hij geen merkkleding aan hoefde om er uit te zien zoals iedereen ook wilde uitzien. Ik weet het, want ik kon dat vroeger ook … ongedwongen zijn wie je bent.
En dat coole loopje dat alleen jonge zwarte mannen kunnen. Het is geen lopen, meer schreden. Glijden, alsof hij op licht liep.
Atletisch, maar niet omdat hij zich te pletter trainde. Dat lichaam is godgiven. De ene voet raakte de grond nauwelijks voordat hij plek moest maken voor de andere. Die ritmische shouder, altijd op beat. Daartussen, in die fractie van een milliseconde, dat zwartemannen veertje dat het pakket helemaal afmaakte. Geluidloos, maar aanwezig. Royal, maar chill, weet je? Heersend, maar niet overheersend. Prachtig. En hij wist het.
Ik wist dat ik hem ergens van kende, maar dat kwartje bleef maar hangen halverwege die gleuf. Ik knikte naar hem toen onze ogen elkaar kruisten en hij glimlachte terug. Ik wilde hem vertellen dat hij een prachtige jongeman is -ik doe dat soort dingen omdat het me geen ene fuck kan schelen of andere mannen dat gay vinden-, maar hij was me voor.
“Hey meester Marvin!” ‘
“Wie ben jij dan?”
“Broertje van A.. Kent u me niet meer?”.
Ik kon me zijn grote broer herinneren van vier jaar geleden, maar hem niet. Hij was toen een klein knulletje, goofy als fuck.
“Shit man, wat ben jij een leuke vent geworden,” zei ik hem.
Hij glimlachte charmant een dankje naar me, ongegeneerd maar zelfverzekerd. Hij zei niks, maar tikte speels met zijn elleboog tegen mijn mouw aan, alsof hij wilde zeggen “tis cool. Ik weet ‘t.”
En hij veerde weg.
Ik keek hem na. Dat was ik vroeger ook, denk ik. Misschien nu nog.
Ik probeerde hem na te doen voor mijn studenten en het lukte enigszins nog. “Het was alsof iedere stap die hij deed, muziek maakte,” vertelde ik, en ik neuriede een spannend deuntje bij iedere stap. Dooommm, dooomm.
Ik keek naar die jongen die zei dat hij vindt dat hij lelijk is en vroeg hem of hij ook muziek hoort wanneer hij loopt. Hij kwam niet uit zijn woorden, maar één van die meisjes antwoordde namens hem, “Ja meester!” en hij begon te glunderen. “Er zit muziek in alles dat we doen,” gaf hij toen toe.
“Hebben jullie wel door hoe mooi jullie zijn?” vroeg ik nogmaals. Dat moment dat je weet dat je prachtig bent, is belangrijk, weet ik. En zij mochten het weten. “Jullie zijn prachtig en ik wil dat je het weet, zodat je je leven ook leidt als dat prachtige mens dat je bent. Wees alles dat je kan zijn.”
En ik ging hen allemaal af, en eiste van elk van hen dat ze het aan zichzelf zeiden. “IK BEN PRACHTIG.” De meisjes waren er klaar voor, tuurlijk. Bij de jongens moest ik aandringen, maar het kwam er wel uit. “Ik ben prachtig.”
Die ene die had gezegd dat hij lelijk is, probeerde er nog onderuit te komen met iets van een zwak “ik ben normaal of waarschijnlijk gewoon mooi”, maar ik wilde er niks van weten. “IK BEN PRACHTIG” gromde ik, en hij antwoordde stil “ik ben prachtig”.
En toen kwam ik bij Kwame. “Ik ben prachtig” deed ik hem voor.
Hij keek me aan, zei niks maar tikte me met zijn hand op mijn schouder -tap tap-, grijnste geruststellend naar me en knikte alsof hij wilde zeggen “tis cool zo meester. Ik weet ‘t.”
En liep weg.
Comments are closed