Toen ik landde op de luchthaven van Shanghai haalde ik mijn koffer van de bagageband en liep zo het gebouw uit, waarschijnlijk pal langs de chauffeur die buiten op me stond te wachten met een bordje waar mijn naam op stond. Misschien was het in het Mandarijns geschreven; I don’t know.
Ik stapte in de eerste de beste taxi buiten en gaf hem het papiertje met het adres van het stadion waar ik moest zijn. Ik was er om verslag te doen van een internationaal evenement waar de komende dagen allerlei celebrities bij aanwezig zouden zijn, dus security was tight.
Ik moest het gebouw in om mijn press accreditation te regelen, maar bij iedere ingang sprongen onbuigbare kleine, streng kijkende Chinese militairtjes in de weg, met veel te grote mitrailleurs in hun handen. Ik mocht niet naar binnen. En ik kon niet met ze onderhandelen, want ze spraken geen Engels. En ook al zouden ze Engels spreken, ze waren daar alleen maar om orders te volgen. En ik was daar geen onderdeel van.
FRUSTREREND
Het stadion was middenin een heel druk plein, maar ik voelde me eenzaam in die menigte omdat ik met niemand contact kon leggen. Dit was pre-GPS en Facebook. Als je op een vreemde plek aankwam moest je het hebben van mensen aan wie je kon vragen waar je moest zijn. Maar wanneer ik het probeerde liep iedereen verschrikt weg van die enorme vreemd uitziende zwarte man en gingen ze me van op een afstand aanstaren.
En toen zag ik iets vertrouwds. Een witte man! Witte broek, blauw poloshirt. Lang haar. Teenslippers. Een beetje zoals men Jezus al eeuwen afbeeldt. Hij liep er rond met een Chinese vrouw aan de hand, alsof hij er thuis hoorde. Als ik gevoelig was voor het Christendom was ik op dat moment bekeerd! Want blij dat ik was om een andere westerner te zien!
Ik rende letterlijk op hem af. “Sir, sir, please please can you help me?” Hij keek me eerst vreemd aan, maar ik was vasthoudend. Hij zou me helpen!
Het bleek een Duitser te zijn die in Shanghai woonde. Ik legde hem uit dat ik net was geland en of hij me misschien kon helpen ontcijferen waar ik moest zijn. En weet je, hij verstond me en hij sprak Mandarijns.
Hij shoo-de eerst de mensen weg die naar me hadden staan kijken alsof ik een rose olifant was en toen legde hij me uit waar ik moest zijn voor de internationale ingang van het station waar men Engels sprak. Ik was geholpen.
Ik dankte hem en beende weg; heb hem nooit meer gezien, maar dankbaar dat ik was man. Ik dacht totdat ik hem zag echt dat ik er niet uit zou komen. Zag mezelf al op een bankje slapen buiten het stadion.
Maar dat ding is. Als ik hem in Europa was tegengekomen had ik hem toen waarschijnlijk niet aangesproken, want dat is me wel vaker afgeleerd. Ik was daarvoor eens te vaak afgesnauwd door witte Europeanen. Die keren toen ik dringend moest bellen en mijn telefoon geen roaming service had. Of toen die winkelier me zei dat we het “hier” niet zo doen. Toen die vrouw bijna de winkel uitrende omdat ik er binnen stapte.
Ik snap het daarom volledig wanneer ik door wildvreemde zwarte mensen wordt aangesproken voor hulp op straat, omdat ze zich ongemakkelijk voelen en blij zijn een andere zwarte persoon om hulp te kunnen vragen.
Maar op dat moment was deze Duitser meer dan mijn reddingsboei. We kwamen beiden uit het westen en dat smeedde een band. En hij snapte het. Dat ik hulp nodig had en dat hij kon helpen.
Op dat moment was hij mens en ik mens.
Jammer dat we de wereld tot een plek hebben gemaakt waar het niet altijd zo voelt.
Comments are closed