Mijn jongste zoon – yep diezelfde bijdehandte van vijf die me laatst aansprak met bruhhh!– die was er vanmorgen heilig van overtuigd dat hij het fietsen had verleerd!

Ik had mijn auto al gestart en warm laten lopen, toen hij opperde om te gaan fietsen naar school. Het beloofde weer zomers winterweer te worden, dus ik ging akkoord. Ik deed de auto weer uit, voordeur weer dicht, ritste zijn jas dicht, duwde zijn handen door de straps van zijn rugtas en wilde via de achterdeur naar buiten, maar hij stribbelde tegen. “Die tas is te zwaar.”

Dat is dus dezelfde tas die hij iedere dag mee naar school neemt, met een flesje water, een appel en een broodtrommel met twee boterhammetjes erin. Ik vond dat ik niet één van die sappige ouders ben die sappige kinderen maakt, dus ik zeg “ik ga hem niet voor je sjouwen”.

Ik dacht ik was er klaar mee, deed de schuur open en sleepte onze fietsen eruit. Maar hij was er niet klaar mee. Hij stapt op zijn fiets en zegt “ik weet niet meer hoe dat moet” en begint heuse tranen te huilen. Met tuiten man!

Ik trap erin. Het is per slot van rekening al weer bijna twee maanden geleden, dus misschien is hij het werkelijk verleerd. Kan toch?
Maar ik gaf toch niet meteen toe. “Tuurlijk kan je het nog,” zeg ik en ik ging hem als een lolo uitleggen hoe hij moest trappen en moest balanceren. Lessen die hij twee jaar geleden binnen een dag geleerd had; deze knul had echt in een uur leren fietsen.

Maar nu bleef het tuiten! Ik stapte van mijn fiets en ging naast hem lopen en spoorde hem zowaar aan “blijf proberen. Gewoon heel voorzichtig, niet meteen trappen, eerst als een step en dan langzaam, voorzichtig je voet op de trapper … Kom maar.” Met papa stem.

Na een paar minuten, net voordat ik mijn geduld zou verliezen, ging het weer. Hij fietste, heel moeizaam, slingerde op de weg en bleef grienen. “Ik weet niet meer hoe het moeeeett.”

Dus ik stopte weer en zei “geef me die tas maar.” Hij wrikte het van zijn schouders af, gaf het aan mij, stapte op zijn fiets en zoeffff, weg was ie. Met een grote grijns. “Ik kan het weer!!”

Als je vanmorgen iets hebt horen rollen, dan waren het mijn ogen.

Dit flikt hij me niet meer. Denk ik. Ik moet hem nog ophalen …