Toen ik als tiener opgroeide in Paramaribo, was er een gast die je altijd op straat tegenkwam. ‘Ochtends, ‘s middags … hij was er. Geleund tegen een muur. Met een petje op. En een Gucci bril. Of het drugs was dat hij verkocht, of eerlijke shady business deed wist ik niet, maar hij was er.
Toen ik naar Nederland verhuisde kwam ik hem na bijna 20 jaar weer tegen.
Wanneer ik even ga lunchen in de Poort is hij altijd bij die boom bij de Shopperhal aan het hangen. Als ik soms ‘s avonds door de poort loop is hij altijd bij die boom bij de Shopperhal. Geleund tegen een muur.
Of het drugs is dat hij verkoopt, of eerlijk een andere shady business doet weet ik niet, maar hij is er. Altijd. Met een petje op. En een Gucci bril.
Vorige week zag ik hem weer, deze keer niet bii de boom, maar hij liep. Hij was ergens op weg naartoe. Gehaast. Het was de eerste keer na lange tijd dat ik hem weer tegenkwam, dus ik doe beleefd. “Fawaka mi man. Langa mi no syi yu”
Hij reageert met een frons en een diepe blik: “drukte na mi dyunta toch”
Ik wist niet wat ik moest zeggen.
Comments are closed