Het was eind 1999. Eeuwwisseling!
Ik woonde nog niet heel lang op St. Maarten; was er na allerlei omzwervingen door de regio terechtgekomen en had er nog geen groot sociaal netwerk opgebouwd.
En ik wilde eigenlijk in Suriname zijn, want met owru yari ben je in Suriname. Zeker wanneer een eeuw een andere eeuw wordt. Dat maak je niet tweemaal mee en zeker niet op de manier waarop een land het doet dat het owru yari feestje tot een wetenschap had verheven.
Maar de krant was onverbiddelijk. NIEMAND NEEMT VRIJ TIJDENS DE FEESTDAGEN! was mij gezegd toen ik schoorvoetend naar de uitgever ging om toestemming tot verlof te vragen.
Ik moest me maar erin berusten.
Dus daar zat ik op 31 december 1999, middernacht op de achterbak van mijn witte Daihatsu bij Clem Labega Square in Philipsburg, pal voor de brandweerkazerne, met tranen in mijn ogen mezelf te dwingen om te genieten van het vuurwerkspektakel dat Cake House opvoerde. Het was geen pagara estafette zoals we in Suriname kenden, maar prachtig desalniettemin. Ik zou het maar daarmee moeten doen.
De ene vuurpijl na de andere ging de lucht in om in een grote vuurbal en een oorverdovende knal uit elkaar te spatten boven de WIB Bank en andere gebouwen.
Ik hield mijn zoon Jamahl die toen zeven was in mijn armen gekneld; hij mocht geen kant op. Te precious om hem te laten verdwijnen in die duisternis, naar waar het spektakel plaatsvond. We waren er op 200 meter afstand van aan het genieten en dat was voor mij een veilige afstand.
WOW! zei ik nog toen ik ineens een grote vuurbal zag ontploffen op de grond en niet in de lucht boven de gebouwen. “Wat mooi he,” zei ik aan Jamahl en knelde hem nog dichter tegen me aan, blij dat ik tenminste hem bij me had, mijn kind dat me verankerde aan een verleden dat ik voor eeuwig achter me had gelaten.
Ik wist op dat moment nog niet dat zich in dat prachtige vuurgeweld dat ik bewonderde, een tragedie had voltrokken. Een vuurpijl was niet de lucht in gegaan maar kwam terecht in een stapel vuurwerk op de grond. Drie mensen, waaronder twee kinderen van nog geen twaalf …
Dat de vuurbal niet bij de show hoorde snapte ik pas toen de brandweerwagen achter me ineens begon te loeien en langs me heen raasde naar de plek des onheils. Toen snapte ik ook waarom bij de krant NIEMAND VRIJ NEEMT TIJDENS DE FEESTDAGEN.
Op 1 januari moest ik naar Dutch Quarter, om daar die kinderen hun moeder te gaan interviewen. Dat verhaal wilde de hoofdredacteur in de krant van 2 januari 2000; daar ben je journalist voor. Kan je het niet, dan moet je maar een andere baan zoeken. Ik kon het wel.
Ze woonden in een klein huisje op een backyard tussen de genip trees, aan het eind van een onverharde weg vol keien die het rijden tot een hobbeltocht maakten. Hier had ze tegen alle uitdagingen van het leven in een thuis gemaakt voor haar kroost. Heartbreaking hoe ze daar zat te huilen, kapot van verdriet dat ze had toegestaan dat haar twee kleine kinderen als vakkenvullers gingen bijverdienen en toen nableven om met hun collega’s vuurwerk af te schieten. Hun baas had het ook niet overleefd.
St. Maarten stopte toen met vuurwerk. Ik ook.
Comments are closed